“Verdelghe stad, wy gaen, en komen nimmer weer.”
Waarom Gijsbrecht van Aemstel een klassiek renaissancewerk is. (artikel van N.K. uit vwo 4 van het Eligant Lyceum)

Gijsbrecht van Aemstel is een klassieke tragedie uit de renaissance, geschreven door Joost van den Vondel. Het was het stuk dat werd opgevoerd bij de opening van de nieuwe schouwburg van Amsterdam op 26 december 1637. Het stuk speelt zich af in Amsterdam, waar grote opwinding heerst, want Gijsbrecht van Aemstel heeft gehoord dat de Waterlanders en Kennemers plotseling gestopt zijn met aanvallen van het middeleeuwse Amsterdam. De broer van Gijsbrecht, Arend, vertrouwt het niet en gaat polshoogte nemen. Een vijandelijke spion vertelt hem dat er onenigheid was ontstaan en wijst op een schip vol rijsthout. Gijsbrecht gelooft hem en laat het schip binnenvaren, tot grote vreugde van de inwoners van de stad. Echter zijn de Amsterdammers bedrogen, in het schip zit geen rijsthout, maar vijandelijke soldaten. Ze veroveren de poort van de stad, waardoor ze hun andere soldaten binnen kunnen laten. Gijsbrecht en zijn vrouw Badeloch staan net op het punt naar de kerk te gaan, maar Badeloch is in slaap gevallen. In die slaap droomt ze dat haar nicht Machteld van Velsen haar komt bezoeken en vertelt dat de stad is overgenomen door de vijand en dat ze moeten vluchten, maar eerst moet Gijsbrecht haar dochter Klaeris en bisschop Gozewijn redden. De bisschop, Klaeris en de andere nonnen willen echter niet vluchten. Het wordt een bloederig gevecht en uiteindelijk moeten de verdedigers zich terugtrekken op het stadhuis. Arend, die op bevel van Gijsbrecht naar Badeloch is gegaan, vertelt dit aan Badeloch. Zij is bang dat ze Gijsbrecht nooit meer ziet. De burchtbewoners smeken god: “O God, verlicht haer kruis, dat zy den held op ’t huis, met blijschap magh ontfangen.” Dan hoort Badeloch de stem van Gijsbrecht door de poort. Het gevecht is nog niet klaar en gaat door bij de burcht. Hierin raakt Arend dodelijk gewond en dat is het moment dat ze zich moeten overgeven. Gijsbrecht wil de stad niet verlaten, maar aardsengel Rafaël draagt hem op Gods wil te volgen, de stad zal in latere eeuwen herrijzen. Een verwijzing naar de renaissance en de gouden eeuw. Het toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel is een typisch werk uit de renaissance.
Een belangrijk kenmerk van typische literatuur uit de renaissance is de verwijzing naar de klassieke oudheid. De renaissance, letterlijk: “Wedergeboorte”, verwijst naar de wedergeboorte van de klassieke oudheid. In de renaissance ontstaat het classicisme, een stijl gebaseerd op de Grieken en Romeinen. Voorbeelden van het classicisme zijn het paleis op de Dam, het Mauritshuis in Den Haag en de Nieuwe Schouwburg van Amsterdam. Allemaal ontworpen door Jacob van Campen. Maar deze stijl gaat verder dan alleen architectuur, ook in literatuur komen kenmerken uit de klassieke oudheid terug. Zo ook in Gijsbrecht van Aemstel. Dit verhaal lijkt op het verhaal van het paard van Troje, waar de soldaten zich verstoppen in een paard, om op die manier de stad binnen te dringen en te veroveren. Het verhaal van het paard van Troje en Gijsbrecht van Aemstel hebben meerdere overeenkomsten. Het schip waarmee Amsterdam wordt veroverd heet: “Het Zeepaard”. Dat verwijst ook naar het paard van Troje. Dat is niet de enige overeenkomst, in beide verhalen wordt er ruzie gemaakt om een vrouw en in beide verhalen krijgt iemand een visioen dat vertelt dat er een nieuwe stad gesticht moet worden. Gijsbrecht krijgt de aardsengel Rafaël op bezoek en die vertelt hem dit: “Maer volgh gehoorzaem na het geen u God gebied. Zijn wil is, dat ghy treckt na’et vette land van Pruissen.”
Dit toneelstuk speelt zich af in de middeleeuwen, dat is goed te merken aan de rol van God in dit verhaal. Bijna alle personages bidden tot God en aan het eind van het verhaal volgt Gijsbrecht de wil van God op door te vertrekken naar Pruissen en daar Nieuw Holland te stichten. De personages zijn dan ook katholiek, zoals de rest van Nederland in de middeleeuwen. Dat blijkt uit bijvoorbeeld deze zin van Klaeris: “Och vader Gozewijn! Waer ziet ghe my voor aen?” In de katholieke kerk was het gebruikelijk om de bisschop aan te spreken met vader. Hierop krijgt Joost van den Vondel vlak voor zijn uitvoering nog veel kritiek van de calvinistische kerkenraad. Zij wilde eigenlijk dat het stadsbestuur van Amsterdam de voorstelling zou verbieden, maar in plaats daarvan werd hij een week uitgesteld en moest Vondel de katholieke scènes schrappen. Dit is kenmerkend voor de renaissance. Vanaf 1586 tot 1648 was Nederland in oorlog met Spanje. Een van de belangrijkste oorzaken was het strenge katholieke geloof van de Spaanse koning Filips II. In Nederland woonden veel aanhangers van het calvinisme, wat later ook het belangrijkste geloof van de Nederlandse Republiek was. Andere geloven werden wel getolereerd, maar de kerkenraad vond dat propaganda vóór het katholicisme te ver ging.
Dit toneelstuk gaat veel in op de emoties van de personages. Het is een tragedie, wat inhoudt dat het vaak een Bijbels verhaal is met lange monologen van personages. In die monologen vertellen zij dan wat ze voelen. Dit is typisch voor de renaissance literatuur. Niet alleen in theater, maar ook in verhalen en gedichten komt dit terug. Bijvoorbeeld Arend: “Het zal ons hartewee en droefheid slechts vernuwen.” In de renaissance staat de mens centraal en niet meer alleen God. Het motto is carpe diem, oftewel pluk de dag. Op het moment dat Gijsbrecht naar de Nieuwe Kerk is vertrokken en zijn broer Arend bij Badeloch is, lucht zij haar hart bij hem. Ook vertelt ze later over haar angsten om Gijsbrecht nooit meer terug te zien: “Een hoopelooze hoop. Och Gijsbreght, liever heer, ick reken hem al dood, en zie hem nimmer weer” In eerdere periodes van de literatuur werd dit nog niet gedaan, toen vonden schrijvers emoties een afleiding van het verhaal.
In de boodschap van Rafaël aan Gijsbrecht geeft hij hem een toekomstbeeld van Amsterdam: “Als uw naemhafte stad haer’ Schouwburgh open doet,” hij heeft het hier over de Nieuwe Schouwburg, waar Joost van den Vondel dit stuk voor geschreven heeft. Een andere aanwijzing dat dit stuk komt uit de renaissance.
Gijsbrecht van Aemstel is een tragedie bestaande uit vijf bedrijven. Typische tragedies uit de renaissance bestonden uit vijf bedrijven met na de eerste vier een rei. Dit zijn teksten die een ideale toeschouwer de ideale gedachte door wil geven. In de 16e en 17e eeuw was het protestantisme het belangrijkste geloof in de Nederlandse Republiek. Zij vonden dat theater niet alleen amuserend moest zijn, maar “ter lering ende vermaeck”. Een toeschouwer zou een wijze les moeten halen uit een toneelstuk, naast het amuserende doel. In het vierde bedrijf is de rei van burchtbewoners die God smeken Gijsbrecht terug te laten keren naar Badeloch: “Zoo treurt nu Aemstels vrouw, en smelt als sneeuw van rouw.” Ze laten het publiek meeleven met het personage van Badeloch.
Samenvattend, Gijsbrecht van Aemstel is gebaseerd op de klassieke oudheid, legt de focus op emoties van de personages, en voldoet aan de eisen van een tragedie uit de renaissance. Daarnaast zorgt het voor veel kritiek als er geruchten ontstaan dat het katholieke propaganda is. Allemaal redenen waarom Gijsbrecht van Aemstel een typisch werk is uit de renaissance.
Bronnen:
- Literatuurgeschiedenis van www.literatuurgeschiedenis.nl
- https://expertisecentrum-kunsttheorie.nl/wp-content/uploads/A4_3_Burgerij.pdf
- https://www.literatuurgeschiedenis.org/17e-eeuw/de-opening-van-de-eerste-amsterdamse-schouwburg
- https://wikikids.nl/Renaissanceliteratuur#Het_humanisme
- https://www.joostdevree.nl/shtmls/hollands_classicisme.shtml