D i e t s k e G e e r l i n g s
Wie ooit alleen boven in de bergen is geweest, kent wellicht de overweldigende kracht van het ruige landschap en het besef dat je eigen bestaan niet meer dan een vluchtig ogenblik is, op die eeuwenoude aarde, waarin jij weer zult verdwijnen. Sneeuw, hond, voet van de Italiaanse auteur Claudio Morandini, prachtig vertaald door Hilda Schraa en Manon Smits, is een indringend relaas over de kluizenaar Adelmo Farandola, die hoog in de bergen leeft en daar langzaam verdwijnt tegen de achtergrond van rotsen en sneeuw.
Aan het begin van het verhaal daalt Adelmo af naar het dorp, waar hij enkele inkopen wil doen om de winter te overleven. De winkelmevrouw wil graag dat hij de deur openlaat – later in het verhaal wordt duidelijk waarom – en vraagt daarna verbaasd of hij wat vergeten is, aangezien hij vorige week de halve winkel heeft leeggekocht. Adelmo weet er niets meer van en heeft het gevoel dat de vrouw hem voor de gek houdt. Vanaf dat moment ben je als lezer op je hoede: heeft hij alles nog wel op een rij?
Als hij weer naar boven gaat, reis je met hem de eenzaamheid in, en heb je geen ander houvast meer dan zijn gedachten waarin je bent opgesloten. Met hem word je de eenzame bergbewoner die zichzelf moet zien te redden in de kleine hut en merk je dat je het ene moment nog denkt dat je koeien in de stal hebt, die je moet melken en voeden, en het andere moment dat je die koeien al jaren geleden bent kwijtgeraakt. De winkelvrouw had gelijk: er was nog genoeg voorraad in zijn huis.
Adelmo wantrouwt alles en iedereen, zelfs de hond die op een dag achter hem aanloopt. Hij jaagt hem weg, schopt hem en gooit stenen naar hem. Als de hond hem toch trouw blijft volgen, accepteert Adelmo hem, zelfs in zijn huis. Hij begint wat onwennig tegen de hond te praten. Na verloop van tijd praat de hond terug, zonder dat het echt vreemd is. Misschien dat deze sprekende hond zich vooral in Adelmo’s hoofd bevindt. Hoe bozig hij soms ook tegen de hond praat, uiteindelijk deelt hij alles met het beest en brandt zelfs behoedzaam de teken uit zijn vacht, om de hond van de parasieten te bevrijden. Uitvoerig wordt beschreven hoe Adelmo door zich niet te wassen beschermt tegen allerlei bacteriën. Hij is trots op de stank die hij verspreidt.
In de bergen is ook een jachtopziener die hem in de gaten houdt. Deze vraagt hem of hij een geweer heeft en of hij daar ook een vergunning voor heeft. Ook wijst hij Adelmo erop dat de hond aan de lijn moet. Adelmo wimpelt hem af en trekt zich steeds verder terug in zijn kleine wereld.
In de winter raken ze ingesneeuwd en lijkt het erop dat Adelmo langzaamaan krankzinnig wordt door de geluiden van de krakende sneeuw en de lawines die gevaarlijk langs zijn huis glijden:
‘Voor Adelmo Farandola, begraven onder de sneeuw, zijn dit de vertrouwde geluiden van de eeuwige winter. Daar beneden, in zijn door meters sneeuw samengedrukte berghut, dringt alles gedempt door, maar het dringt wel door. En dat lawaai, dat ook ’s nachts aanhoudt, lijkt zich om te vormen tot een partituur van stemmen.
Sommige klinken vijandig, ronduit wrokkig. Andere meer insinuerend, soms – maar dat is zelden – als overvallen door een soort tederheid. Op die eerste reageert Adelmo Farandola nooit, hij heeft geleerd dat dat het erger maakt, dan worden ze nog arroganter en luider, en dreigen met de vreselijkste dingen, al houden ze het daarbij vaag. De tweede vergunt hij wel af en toe een antwoord: hij weet dat ze niet te ver zullen gaan, dat ze hooguit de spot met hem zullen drijven zonder dat hij het op dat moment doorheeft – later wel, wanneer hij er keer op keer aan terugdenkt.
‘Als jij het zegt,’ flapt Adelmo Farandola er dan uit, als antwoord op een oprisping van het ijs.
Of ‘Tuurlijk, uiteraard,’ op een dreun die te ver weg is om echt bedreigend te zijn.’
Er komen herinneringen naar boven die hij met de hond deelt. Als de sneeuw begint te smelten en ze weer naar buiten kunnen, doen ze een wonderlijke ontdekking vlakbij de hut: er steekt een voet uit de sneeuw. Morandini weet de spanning goed op te bouwen: van wie is de voet en wat gaat Adelmo ermee doen?
Het verhaal wordt beklemmend, rauw en zelfs hartverscheurend op het moment dat Adelmo geroepen wordt door dorpsbewoners en zijn broer, die hem willen redden, al weet je niet zeker of hij het zich allemaal verbeeldt. Hoe kleiner Adelmo’s wereld daarboven in de bergen wordt, hoe sterker de eenzaamheid en hoe groter de angst om gevonden te worden door de buitenwereld. Dagenlang houdt hij zich schuil in een nauwe spelonk. Niets is meer vreemd: hij had al eerder klappen uitgedeeld aan Honger en Kou, maar hier raakt hij zelfs in gesprek met het lijk.
Sneeuw, hond, voet is een aangrijpend en tegelijk grotesk verhaal over de eenzame mens die het moet zien te redden zonder de liefde en het gezelschap van de medemens, die hij nota bene zelf ruw van zich heeft afgeschud. Als lezer deel je in deze eenzaamheid en word je geconfronteerd met je eigen sterfelijkheid.
Dietske Geerlings
Claudio Morandini – Sneeuw, hond, voet. Vertaald door Hilda Schraa en Manon Smits. Koppernik, Amsterdam, 132 blz. € 19,50.