D i e t s k e G e e r l i n g s
Dietske Geerlings (1971) studeerde in 1994 cum laude af in Nederlandse taal- en letterkunde (Utrecht) op de poëzie van Hans Faverey. Sinds 1996 is zij docent Nederlands in Zutphen.
In 2018 debuteerde zij met de dichtbundel 'bRoos'. Inmiddels heeft zij zeven dichtbundels, vijf romans, zes novelles en een verhalenbundel gepubliceerd:
bRoos (2018)
in mijn hoofd een huis (2018)
wie niet weg is (2018)
schipbreuk (2019)
zonet (2020)
spinsel (2021)
De steenhouwer verschenen is/de steenhouwer verdwenen is (2023)
In het oog een blik van de wolf (2019)
Als het licht mijn raam vindt (2019)
Chraja (2019)
Waar maanlicht vleugels raakt (2020)
Tere min (2021)
Pas (2021)
Donderbaert (2022)
Breedbekstrandloper (2022)
De steenhouwer verschenen is/de steenhouwer verdwenen is (2023)
Lubabah of hoe namen in de wind (2023)
In bevingen bestaan wij (2024)
Veerman (2024)
Zeven bomen en nog geen bos (2020)
Daarnaast schrijft zij Eerste Indrukken voor www.ooteoote.nl, en recensies over literatuur voor o.a. Tzum en Poëziekrant, en is redacteur bij Lezen voor de Lijst.
Fie stapt onzeker in de kleine boot van de veerman, op weg naar een Schots eiland, waar ze op zoek gaat naar sporen van haar net overleden moeder. Eenmaal op het eiland vindt ze vooral wind en regen, en een heel eind verderop een gesloten huis. Ze heeft de sleutel, maar brengt die haar bij haar moeder?
Je hebt van die kleine glazen bolletjes waarin het sneeuwt als je ermee schudt. Het zijn afgesloten werelden waarin alleen een klein figuurtje zit, een poppetje, of een huisje in een sneeuwlandschap. Je kunt je erover verbazen dat de sneeuw na het schudden niet één keer op dezelfde manier valt, maar afhankelijk is van je bewegingen. Je schudt en het lot van de kleine wereld ligt in je handen. Misschien maakt het ook niet uit waar de sneeuw precies valt.
Het sneeuwt, terwijl het gisteren nog lente was. Sinds ik weet heb van het bestaan van glazen sneeuwbolletjes, heb ik, als ik uit het raam kijk, terwijl het sneeuwt, altijd de gewaarwording dat ik zelf opgesloten in een bol zit, terwijl ik weet dat het niet klopt, want het sneeuwt niet binnen, maar buiten. De werkelijkheid is dat iedereen buiten in de sneeuwbol zit en ik daarvan ben binnengesloten.
Ze zijn verdwenen. Een voor een gingen ze het huis uit. Hier, voor het raam, ben ik achtergebleven. Loodgrijs is de lucht. Lood is binnengedrongen in deze kamer, in dit lichaam, dat zo zwaar te moede is. Deze dagen heb ik bijna alles door mijn handen laten gaan: poppen, kleren, speelgoedauto’s, blokken, spellen, een speelgoedkassa, muziekdozen en meerdere glazen sneeuwbolletjes. Op de gang staat nog het poppenhuis. Ik zou een grootmoeder kunnen worden, maar vooralsnog ben ik moeder, een moeder buitenspel, zonder hun lijven in mijn nabijheid. Als ik alles bewaar, is straks niets meer wat het was, is alles aangetast door de afwezigheid van hun handen en voeten. Als ik alles wegdoe, is er het scheuren.
Een rivier van woorden (over 'Lubabah')
Ze heeft een enorme passie voor literatuur, Dietske Geerlings. Ze is docente Nederlands, recenseert en schrijft zelf het ene pareltje na het andere. Ieder boek wordt in eigen beheer uitgegeven en is gratis te downloaden via haar website. “Lubabah of hoe namen in de wind”is haar laatste literaire werk, een novelle dit keer. Lubabah is een islamitische meisjesnaam en betekent “het diepste wezen”. En over dat diepste wezen gaat het in deze novelle. Geerlings stelt in het verhaal dat ze vertelt thema’s als het omgaan met vreemdelingen, hoe we zelf in deze wereld met elkaar omgaan, de afstand die mensen tot elkaar hebben, medemenselijkheid, rouw(verwerking), rekening houden met anderen en gemis aan de orde.
R e c e n t e e s s a y s