Eén boek - zoveel lezers; herlezing van Birk

Het komt vaker voor dat ik mij laat verleiden door de buitenkant van een boek, zeker als het gaat om een boek dat ik al eerder heb gelezen en dat ik mooi vond. Zo is Birk (2014) van Jaap Robben nu opnieuw uitgegeven in een blauwlinnen uitvoering met daarin – voelbaar! – op de voorkant meerdere meeuwen gedrukt, op de achterkant één meeuw, daaroverheen een rozerood los papieren omslag dat slechts de helft van het linnen omslag bedekt. Op zowel de voor- als achterkant is op het papieren omslag een meeuw half afgesneden, maar omdat hij zich precies op dezelfde hoogte bevindt als de meeuw op het linnen omslag, zie je toch een volledige meeuw, half in stof, half in papier. Als een boek mij zo verleidelijk voorkomt, sluit ik het niet alleen in mijn armen, maar ben ik zelfs bereid het te herlezen, want stel dat ook de inhoud mij opnieuw zal verrassen? Een boek echt helemaal herlezen doe ik niet heel vaak. Bij Birk heb ik dat wel gedaan, niet alleen omdat het boek mij zo boeit, maar ook omdat het herlezen als bezigheid op zichzelf mij in meerdere opzichten intrigeert.
Allereerst is daar het verschijnsel dat je de eerste lezing als een bijzondere herinnering meedraagt. Bijzonder, omdat het twee herinneringen ineen zijn, waartussen de scheidslijn flinterdun is: de herinnering aan het lezen én de herinnering aan het beleven. Ik heb namelijk niet alleen ooit het boek gelezen, ik heb ook over het Schotse eiland gelopen, ik ben in het huis van Mikael en zijn moeder geweest, heb als onzichtbaar personage met hen aan tafel gezeten, voelde de rouw, de schuld, en heb mij angstvallig in een schoon hoekje van het door de meeuwen overgenomen huis van Augusta opgehouden, mijn adem inhoudend als Mikael het meeuwenjong probeerde te voeden.
De herinnering blijkt echter verre van compleet en ook dat fascineert: waarom onthoud ik het ene element wel en het andere niet? Is dat toeval, heeft dat te maken met mijn achtergrond, mijn geschiedenis, mijn opleiding, mijn belangstelling? Deze vraag houdt mij al langere tijd bezig, omdat ik als docent iedere dag met leerlingen in gesprek ben over de boeken die ze gelezen hebben. Zij onthouden details die ik mij niet meer herinner en andersom. Sommige docenten beweren dat leerlingen boeken niet goed gelezen hebben als zij bepaalde elementen niet meer weten, maar wat is goed lezen? Lees ik Birk slecht als ik vooral op de meeuwen let? Ik durf wel te beweren dat er dan een interessante lezing ontstaat. Wat doet Mikael als hij het meeuwenjong wil voeden? Hoe pakt hij dat aan en waarom? Ik nodig mijn leerlingen graag uit om hun eigen route door het boek expliciet te maken: waar letten zij op en waarom? Welke betekenissen geven ze daaraan en wat heeft dat met henzelf te maken?
Je denkt algauw dat je een boek goed hebt gelezen als het klopt met wat de schrijver heeft bedoeld. Sommige lezers verwijzen dan ook naar interviews met de auteur, om hun gelijk te bewijzen. Zolang de schrijver zich niet over alles uitspreekt, kun je er alleen maar naar gissen. Sinds ik zelf boeken schrijf en daar besprekingen van heb gelezen, weet ik dat het nog veel complexer ligt. Lezers kunnen betekenissen blootleggen waarvan ik mijzelf niet bewust was, maar die – als ik diep in mijzelf afdaal – wel degelijk kloppen. Lezers kunnen op die manier spiegels voor de schrijver zijn. Ben je een slechte schrijver als je de betekenissen van je eigen boek niet in de hand hebt? Tegelijkertijd blijft genoeg van wat ik wel bewust in mijn boeken heb gelegd, onbesproken. Heb ik mijn boek niet goed geschreven als lezers deze betekenissen laten liggen, of hebben zij niet goed gelezen? Of is het inherent aan constructies in taal dat deze meerduidig zijn en nooit in hun geheel te bevatten?
Bij de eerste lezing van Birk was ik nauwelijks gechoqueerd door de ontknoping. Ik ervoer weliswaar de beklemming, maar ik voelde vooral de tragiek ervan. Ik herinner mij een leerling die voor mijn neus Birk las en op een bepaald moment dwars door de klas riep: ‘Nee! Nee! Dit kan toch niet? Er gaat toch niet gebeuren wat ik denk dat er gaat gebeuren?’ Zij was hevig geschokt. Haar reactie zette mij aan het denken over mijn eigen milde reactie: was ik inmiddels zo verdorven? Bij herlezing was ik daarom gefocust op mijn eigen moraal. Ik hield haarscherp in de gaten wat er gebeurde en wie wat op welk moment in gang zette. Daardoor ontdekte ik dat ik bij eerste lezing vooral vanuit Mikael had gelezen, bij wie het perspectief ligt, maar dat ik nu vooral de moeder in de gaten hield. Komt dat doordat mijn eigen kinderen inmiddels ook net volwassen zijn en ik mijn eigen gevoel van goed en kwaad aan het gedrag van de moeder toets?
Tot mijn eigen verrassing zag ik bij de tweede lezing pas dat de verhouding tussen moeder en zoon veel problematischer is dan alleen het lichamelijke aspect ervan. Het boek neemt mythische vormen aan en laat zien hoe wij in wezen nauwelijks kunnen ontkomen aan de invloed van onze ouders, zelfs als wij denken dat wij ons redelijk van hen hebben losgemaakt. Ik kan voor even mijn moeder zijn. Dan hoor ik mijzelf praten zoals zij dat doet. Zo kan ik ook mijn vader zijn. Zij zitten in mij. Het einde van Birk beeldt dat op verbluffende en ook wel ontroerende wijze uit, denk ik nu. Moet je voor deze lezing wat ouder zijn en wat meer levenservaring hebben?
De spanning die ik nu ervaar is een heel andere dan toen ik het boek voor het eerst las. Waar ik nooit achter zal komen, is of dat vooral komt doordat ik in de tussentijd zelf een ander mens ben geworden (er zijn jaren verstreken), of dat het komt doordat ik het boek al een keer eerder heb gelezen, waardoor ik de tijd en ruimte heb om op andere elementen te letten. Hoeveel lezers zijn er nog meer in mijzelf verscholen? Een schrijver denkt wellicht één boek geschreven te hebben, maar de lezers in mij weten wel beter. En dan heb ik het nog niet over al die lezers buiten mij.
Dietske Geerlings
Jaap Robben – Birk. Uitgeverij De Geus, Amsterdam. 256 blz. € 20,00.